Gele lis (Iris pseudacorus variegata)

De (bonte) gele lis een 80 cm tot één meter hoge oeverplant van zoet, stilstaand of langzaam stromend water. De plant groeit in ondiep water dat tot zo'n 30 cm diep is. De lange, smalle bladen hebben een iets opstaande middennerf en blijven het gehele jaar groen. De bloemen zijn van mei tot juni te zien en zijn 5 tot 12 cm in doorsnee. De bloem heeft een groot groen schutblad, drie grote afhangende bloemdekslippen, en drie kleinere kroonbladen. Na de bloei zitten de zaden als een rolletje munten opgestapeld in driekantige zaaddozen. Deze bevatten luchtholten waardoor ze blijven drijven.

In Nederland is de plant een bekend gezicht langs sloten en andere ondiepe waterwegen. Het aantal planten liep eind 20e eeuw in Nederland fors terug, reden waarom de plant in Nederland wettelijk beschermd is geweest, maar nu niet meer.

Doordat de gele lis veel voedingsstoffen uit het water opneemt, kan deze bijdragen aan een schone samenstelling van het water.

De nectar is vrij diep weggestopt, bijen en hommels moeten er helemaal in kruipen om bij de nectar te komen. Als de bloemen helemaal rijp zijn, rollen de zaden er uit. De zaden drijven over het water weg tot ze langs de oever blijven hangen en ontkiemen.

De gele lis kan in tuinvijvers gekweekt worden. De vijver moet daarvoor wel enige omvang hebben, anders groeit de vijver snel dicht en hebben de planten weinig steun aan elkaar. In de tuin kan vermeerdering zowel via zaadvorming (zaden droog bewaren) als via scheuring plaats vinden.